Veerboten zijn erg belangrijk geweest voor de economische ontwikkeling van Indonesië. Dat begon in de Nederlandse tijd met de KPM, en gaat nu nog door met de Pelni.
Koninklijke Paketvaart Maatschappij

Het KPM-schip ‘Van Imhoff’ in de baai van Gorontalo (Sulawesi, rond 1930)
De Koninklijke Paketvaart Maatschappij (KPM) werd in het jaar 1888 opgericht door onder andere de Stoomvaart Maatschappij Nederland (SMN). De SMN onderhield vooral bootverbindingen tussen Nederland en Nederlands-Indië, en de KPM werd daarbij opgericht voor de zogenaamde inter-insulaire vaart. In tegenstelling tot wat het woord paket (pakket) doet vermoeden, werden niet alleen goederen maar ook passagiers vervoerd.
In 1891 voer het eerste schip, de Camphuys, in de Indische archipel. Vanwege de geografie van Nederlands-Indië met zijn vele eilanden waren er veel mogelijkheden voor expansie. In 1939, vlak voor de Tweede Wereldoorlog had de KPM 129 schepen en daarmee was het het grootste scheepvaartbedrijf van Nederland geworden. Behalve de belangrijke binnenlandse vaarten werd er ook gevaren naar onder andere China, Australië en Singapore.
Onafhankelijkheid van Indonesië

Het KPM-schip ‘Bagan’ wordt gelost bij het eiland Flores (1949)
De buitenlandse activiteiten van de KPM werden tijdens de onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië afgescheiden, en opgenomen in de KJCPL (Koninklijke Java-China-Paketvaart Lijnen). Na enkele naamswijzigingen en overnames is de KJCPL tegenwoordig onderdeel van het Deense bedrijf Maersk.
De Nederlandse overheid liet de KPM zich weer specifiek richten op de vaart binnen de Indische archipel. Een deel van de schepen werd tijdens de oorlog omgebouwd tot marineschip en op andere plekken ingezet. Echter, de KPM bleeft bestaan, zelfs na de soevereiniteitsoverdracht in 1949. Ondanks dat Nederland zich politiek dus uit Indonesië terugtrok, bleef de economische activiteit groot.
In december 1957 veranderde dit echter. De Indonesische regering besloot om de KPM te nationaliseren en samen te voegen met het enkele jaren eerder opgerichte staatsbedrijf Pelni. De Indonesische regering had eerst gedacht om de KPM weg te kunnen concurreren met hun eigen Pelni, maar het ervaren personeel en de omvangrijke vloot van KPM bleken te sterk. Dit werd in 1957 dus opgelost door de KPM simpelweg in te lijven. De meeste schepen van de KPM, en hun Nederlandse bemanningsleden, verplaatsten naar Singapore. Het was voor hen niet meer toegestaan de Indonesische wateren te bevaren, maar internationaal bleven ze actief. Later werd de KPM samengevoegd met de KJCPL.
Pelni

Een schip van Pelni
Een gedeelte van de KPM werd dus opgenomen in de Pelni, maar veel belangrijker was het wegvallen van de KPM als enorme concurrent. Pelni (Pelayaran Nasional Indonesia, Indonesische Nationale Scheepvaart) werd de monopolist van het inter-insulaire verkeer. Tegenwoordig is de luchtvaart natuurlijk een belangrijke concurrent, maar nog altijd is Pelni een begrip in Indonesië.
Het scheepvaartnetwerk van Pelni doet alle grote eilanden binnen de archipel aan, maar ook kleinere eilanden van bijvoorbeeld de Molukken en de Riau-eilanden. Op de meeste routes wordt een of twee keer per maand gevaren. De meeste schepen zijn alleen voor passagiers, maar op enkele routes van Java naar Kalimantan en Sulawesi kunnen ook auto’s mee.
Veerboten in Indonesië hebben een slechte naam omdat er geregeld nieuws over zinkende schepen is. Dit gaat echter vaak om kleine veerboten op korte afstanden. De grote Pelni-schepen zijn bijna allemaal gebouwd bij de werf van Meyer in Noord-Duitsland en worden als relatief veilig gezien. Aan boord zijn zowel luxe eersteklas-cabines als goedkope slaapruimtes, en vaak is er ook een bioscoop, restaurant, moskee en kerk aan boord.
Een interessant verhaal over het reizen op een Pelni-schip staat op de Engelstalige website Maritime Matters, waar een reiziger vertelt over zijn trip van Jakarta naar Batam (Riau-archipel).