Nederlandse leenwoorden in het Indonesisch

Tijdens ruim drie eeuwen Nederlandse invloed en overheersing in de Indische archipel heeft de Indonesische taal (een standaardvorm van het Maleis) naar schatting zo’n 10.000 Nederlandse woorden opgenomen. In dit overzicht staan zo’n 1.000 van die leenwoorden uit het Nederlands, waarvan vele zeer gangbaar zijn in het Indonesisch.

Op alfabetische volgorde: A | B | C | D | E | F | G | H | I | J | K | L | M | N | O | P | Q | R | S | T | U | V | W | X | Y | Z

A

Indonesische geboorteakte (akta). Ook de leenwoorden sipil (civiel) en nomor (nummer) zijn te zien.

abonemen — abonnement
absen — absent (hoewel ‘absen‘ volgens het woordenboek absent betekent, wordt het woord in de praktijk vooral gebruikt in de betekenis van “een absentielijst bijhouden”)
admiral — admiraal
advokat — advocaat
Agustus — augustus
alergi — allergie (ook ‘alergis‘ voor allergisch)
aki — accu
aksen — accent
akta of akte — akte
akur of akor — akkoord
akurat — accuraat

Graag in de rij staan (antri) vanaf de linkerkant.

amatir — amateur
andil — aandeel (aandeel in een vennootschap; het synoniem ‘saham‘ wordt vaker gebruikt)
angker — anker
annulir — annuleren
antena — antenne
antre of antri — in de rij staan (het klinkt vergezocht, maar ‘antre‘ schijnt een verbastering te zijn van ‘in de rij’)
antusias — enthousiast
apartement — appartement
apel — appel
apel — appèl

Apotheek (apotek)

apkir — afgekeurd (van ‘afkeur’, gebruikt in de betekenis van ‘afgekeurde goederen’; tegenwoordig wordt vaak het woord ‘tolak‘/weigeren gebruikt)
aplus — aflossen (ook ‘aplusan‘ voor ‘aflossing’)
apotek — apotheek
April — april
April mop — de traditie van moppen op 1 april
aransemen — arrangement (toonzetting van een muziekstuk)
arbei — aardbei (tegenwoordig wordt meestal het Engelse leenwoord ‘stroberi‘ gebruikt, van ‘strawberry’)
arloji — horloge (vaak wordt nu ‘jam tangan‘ gebruikt, letterlijk ‘handklok’)
arsir — arceren
arsip — archief
arsitek — architect (ook ‘arsitektur‘ voor architectuur)

artikel — artikel
as — as (wielas of omwentelingsas)
as — aas (in een kaartspel)
asbak — asbak
asisten — assistent
aspal — asfalt
asuransi — assurantie (verzekering)
atase — attaché (diplomatenfunctie op een ambassade)
ateret of atret — achteruit (gebruikt voor het achteruit rijden van bijvoorbeeld een auto, al is tegenwoordig het algemenere woord ‘mundur‘/achteruit gaan gangbaarder)
atlet — atleet
aula — aula (grote ruimte voor bijeenkomsten van bijvoorbeeld een universiteit)
autentik — authentiek (ook gespeld als ‘otentik‘)
autodidak — autodicact (ook gespeld als ‘otodidak‘)


B

Verwijzing naar de bagage (bagasi) op het vliegveld. Zie ook het leenwoord ‘kamar‘: ‘kamar kecil‘ betekent ‘kleine kamer’ en verwijst naar het toilet.

■ bagasi — bagage
■ bak — bak (grote kist/opbergbox)
■ bakteri — bacterie
■ balkon — balkon
■ balok — balk
■ balon — ballon
■ ban — band (rubberband om een wiel)
■ bangkrut — bankroet (zie ook ‘pailit‘)
■ bangku — bank (zitmeubel; in de betekenis van een bedrijf dat geld beheert is een bank een ‘bank‘)
■ bank — bank (bedrijf dat geld beheert; in de betekenis van zitmeubel is een bank een ‘bangku‘)

■ baskom — waskom
■ batalyon — bataljon
■ baterai — batterij
■ baut — bout
■ beha — beha
■ behel — beugel
■ beken — bekend (vooral in de betekenis van beroemd)
■ bel — bel
■ bendel — bundel
■ bengkel — werkplaats (‘bengkel‘ is een verbastering van winkel, maar wordt gebruikt in de betekenis van werkplaats, bijvoorbeeld een autogarage of lasbedrijf)

Verkoop van benzine (bensin) vanuit een mobiele benzinepomp.

■ bensin — benzine
■ benum — benoemen
■ berita — nieuws (verbastering van berichten)
■ berlian — briljant (geslepen diamant)
■ beslah — beslagleggen (verbastering van beslag)
■ bestek — bestek (tekening of omschrijving in de bouwkunde)
■ besuk — ziekenbezoek (verbastering van bezoek, maar alleen gebruikt voor bezoek aan iemand in een ziekenhuis)
■ beton — beton
■ biliar — biljart
■ bilyet — biljet

■ bioskop — bioscoop
■ bir — bier
■ biro — bureau (alleen in de betekenis van een kantoor; het meubel bureau is een ‘meja tulis‘, letterlijk schrijftafel)
■ bistik — biefstuk
■ blangko — blanco
■ blokir — blokkeren
■ bludrek — bloeddruk (of ‘hoge bloeddruk)
■ blus — blouse
■ bom — bom
■ bombardir — bombarderen

■ bon — bon (zie ook ‘kuitansi‘)
■ bor — boor
■ bordil — bordeel
■ bordir — borduren
■ borjuis — bourgeouis
■ brankar — brancard
■ brankas — brandkast (kluis)
■ bros — broche
■ brosur — brochure
■ bruder — broeder (mannelijk lid van een kloosterorde; zie ook ‘suster‘)

Boekwinkel (toko buku). Hierbij is ‘buku‘ een leenwoord uit het Nederlands, terwijl het Nederlands juist het Indonesische ‘toko‘ heeft overgenomen.

■ brutal — brutaal
■ bufet — buffet (zie ook ‘prasmanan‘)
■ bui — boei (baken voor de scheepvaart)
■ buket — boeket
■ buku — boek
■ bursa — beurs (effectenbeurs)
■ bus — bus (vaak ook foutief gespeld als ‘bis‘)
■ butik — boetiek
■ buncis — sperzieboon (verbastering van boontjes; zie ook ‘ercis‘)
■ busi — bougie


C

■ cokelat — chocolade / bruin (‘cokelat‘ is een verbastering van chocolade, naast deze betekenis betekent het in Indonesië nu ook bruin; vaak ook gespeld als ‘coklat‘)


D

■ dah — dag (als groet)
■ dam — dam
■ dansa — dansen (het woord ‘dansa‘ wordt specifiek gebruikt voor Westers stijldansen; het algemene woord voor dansen, waaronder traditionele Indonesische dansen, is ‘tari‘)
■ dasi — stropdas (verbastering van dasje)
■ debitur — debiteur
■ dek — dek (van een schip)
■ delegasi — delegatie
■ delik — delict
■ demisioner — demissionair
■ demokrasi — democratie

■ deponir — deponeren
■ deportasi — deportatie
■ Desember — december
■ desersi — desertie
■ desimal — decimaal
■ diagonal — diagonaal
dialek — dialect
■ dialog — dialoog
■ diare — diarree
■ diet — dieet

■ difteri — difterie
■ diktat — dictaat
■ dikte — dictee
■ dinamit — dynamiet
■ dinas — dienst (overheidsdienst)
■ diploma — diploma
■ direktur — directeur
■ dirigen — dirigent
■ dobel — dubbel
■ dok — dok (in een haven)

■ dokter — dokter
■ doktorandus — doctorandus
■ dokumentasi — documentatie
■ dokumenter — documentaire
■ domine — dominee
■ domisili — domicilie (officieel adres)
■ dongkrak — dommekracht (soort krik of koevoet)
■ dos of dus — doos (ook ‘kardus‘, misschien van kartonnen doos)
■ duit — geld (van duit, een verouderde Nederlandse muntsoort; ‘duit‘ wordt uitgesproken als ‘doe-it’)
■ dus — douche (zie ook ‘dos‘)
■ dosen — docent
■ drat — schroefdraad (verbastering van draad; zie ook ‘sekrup‘)


E

■ egois — egoïstisch
■ ekonomi — economie
■ eksem — eczeem
■ eksemplar — exemplaar
■ ekstrem — extreem
■ embargo — embargo
■ ember — emmer
■ emosi — emotie
■ epilepsi — epilepsie
■ ercis — erwt (verbastering van erwtjes; zie ook ‘buncis‘)

■ Eropa — Europa
■ erosi — erosie
■ es — ijs
■ etalase — etalage
■ etiket — etiket
■ etiket — etiquette
■ etnis — etnisch (in het Indonesisch wordt ‘etnis‘ ook gebruikt als zelfstandig naamwoord in de betekenis van etnische groep)


F

■ faktur — factuur
■ farmasi — farmacie
■ fasilitas — faciliteit
■ fatsun — fatsoen
■ favorit — favoriet
■ Februari — februari
■ fiksi — fictie (ook ‘fiktif‘ voor fictief)
■ firma — firma
■ fisik — fysiek
■ fiskal — fiscaal

■ forsir — forceren
■ frekuensi — frequentie
■ fundamen — fundament
■ fungsi — functie (ook ‘fungsionaris‘ voor functionaris)
■ fusi — fusie


G

Steegje (Gang, afgekort Gg.) in Surabaya.

■ gaji — salaris (verbastering van gage)
■ gang — steeg (in steden in Nederlands-Indië werd de benaming gang gebruikt voor steegjes, net als dat in verschillende Nederlandse steden ook gangbaar is/was)
■ gangsa — gans (het oorspronkelijke Indonesische woord voor gans was ‘angsa‘, maar onder invloed van het Nederlands wordt nu ook vaak ‘gangsa‘ gebruikt)
■ garansi — garantie
■ garasi — garage
■ gas — gas
■ gelas — glas
■ gerendel— grendel
■ gips — gips
■ gorden — gordijn

■ got — goot
■ grafik — grafiek (ook ‘grafis‘ voor grafisch)
■ gramofon — grammofoon
■ granat — granaat
■ gratis — gratis
■ grosir — grossier (groothandel)
■ grup — groep
■ gubernur — gouverneur


H

Een bushalte (halte) in Jakarta. Op het bord links staan ook de leenwoorden ‘rute‘ en ‘bus‘.

■ halte — halte
■ halo — hallo
■ hanggar — hangaar
■ handuk — handdoek
■ harpun — harpoen
■ has — haas (lendenstuk zoals ossenhaas)
■ hektare — hectare
■ helm — helm
■ hem — overhemd (verbastering van hemd; niet meer zo gangbaar, meestal wordt het woord ‘kemeja‘ gebruikt, een leenwoord van het Portugese ‘camisa‘)
■ herder — herdershond
■ honorer — honorair
■ hotel — hotel
■ hura — hoera (ook ‘hip hip hura‘ voor hiep hiep hoera)


I

■ ide — idee
■ ideal — ideaal
■ idealis — idealist
■ idem — idem
■ identifikasi — identificatie
■ identik — identief
■ identitas — identiteit
■ idiot — idioot (alleen als zelfstandig naamwoord)
■ imitasi — imitatie
■ implisit — impliciet

Advertentie voor studentenkamers (kost, zie indekos).

■ impor — import (ook ‘importir‘ voor importeur)
■ imun — immuun
■ indehoi of indehoy — plezier maken, stiekem zoenen of vrijen (volgens het Indonesische woordenboek ‘plezier maken’ maar in de praktijk betekent het stiekeme of verboden geslachtsgemeenschap; het schijnt een verbastering te zijn van ‘in het hooi duiken’)
■ indekos of indekost — in de kost gaan, studentenkamer/-huis (als verbastering van ‘in de kost’ was de oorspronkelijke betekenis ‘ergens met kost en inwoning verblijven’; de betekenis is verschoven en tegenwoordig is ‘indekos‘ of afgekort ‘kos‘ of ‘kost‘ een gebruikelijk term voor een studentenkamer of studentenhuis, of in het algemeen een complex met kamers voor tijdelijke bewoning)
■ industri — industrie
■ infeksi — infectie
■ injeksi — injectie
■ inkaso — incasso
■ inklusif — inclusief
■ inreyen — inrijden (het inrijden, in het Engels break-in of run-in, van een nieuwe machine, bijvoorbeeld een auto)

Het instituut (institut) voor landbouw in Bogor.

■ insiden — incident
■ insinyur — ingenieur
■ inspektur — inspecteur
■ instalasi — installatie
■ instansi — instantie
■ institut — instituut
■ instruksi — instructie
■ instruktur — instructeur
■ intern — intern
■ intim — intiem
■ intonasi — intonatie
■ intuisi — intuitie
■ inval of infal — tijdelijke huishoudelijke hulp (gebruikt als aanduiding voor een tijdelijke huishoudelijk hulp als de gebruikelijke hulp afwezig is)
■ inventaris — inventaris
■ irigasi — irrigatie


J

■ Januari — januari
■ jas — jasje (het woord jas wordt alleen gebruikt voor een jasje zoals een blazer of colbert; het algemene woord voor jas is in Indonesië ‘jaket‘ van het Engelse ‘jacket‘; voor een overjas of winterjas ook ‘mantel‘)
■ jerapah — zie ‘zarafah
■ Juli — juli
■ Juni — juni
■ jongos — huisknecht (verbastering van jongens, wellicht doordat Nederlanders in Indië hun bedienden riepen met “jongens!”; omgekeerd is ‘djongos’ weer in sommige Nederlandse woordenboeken terechtgekomen met als betekenis ‘Inlandse huisbediende’)


K

■ kabel — kabel
■ kadet — cadet (militair officier in opleiding)
■ kado — cadeau
■ kafetaria — cafetaria
■ kakus — toilet (verbastering van kakhuis; wordt alleen regionaal nog gebruikt)
■ kalender — kalender
■ kalkulasi — calculatie
■ kalkun — kalkoen
■ kalori — calorie
■ kamar — kamer
■ kamp — kamp

■ kampanye — campagne
■ kamuflase — camouflage
■ kanal — kanaal
■ kandidat — kandidaat
■ kano — kano
■ kans — kans (in plaats van ‘kans‘ wordt meestal ‘kesempatan‘, letterlijk mogelijkheid, gebruikt)
■ kantin — kantine
■ kantor — kantoor (bijvoorbeeld ‘kantor pos‘ is postkantoor)
■ kap — kap (gebruikt in onder andere de betekenis van lampenkap en motorkap)
■ kapasitas — capaciteit

Vier leenwoorden: kaartje (karcis) voor het parkeren (parkir) van een motorfiets (sepeda motor).

■ kapel — kapel (voor ‘kerk’ wordt geen Nederlands leenwoord gebruikt, maar ‘gereja‘ van het Portugese ‘igreja‘)
■ kapitalis — kapitalist (ook ‘kapitalistis‘ voor kapitalistisch en ‘kapitalisme‘ voor kapitalisme)
■ kapstok — kapstok
■ kapten — kapitein
■ karakter — karakter
■ karantina — quarantaine
■ karbit — carbid
■ karcis — kaartje, ticket (‘karcis‘ is een verbastering van kaartjes)
■ karier — carrière
■ karoseri — carrosserie

■ karton — karton
■ kartu — kaart (bijvoorbeeld voor speelkaart, bankkaart of identiteitskaart; niet voor landkaart)
■ kas — kas (opbergplaats voor geld; niet voor broeikas)
■ kasa of kassa — kassa (volgens het woordenboek gespeld als ‘kasa‘, maar in de praktijk meestal ‘kassa‘; zie ook ‘kasir‘)
■ kasa — gaas (alleen in de betekenis van dun gaas zoals muggengaas; niet in de betekenis van hekwerk zoals kippengaas)
■ kasasi — cassatie
■ kasir — kassier (kassamedewerker)
■ kasbon — kasbon (specifiek in de betekenis van bewijs van vooruitbetaald salaris)
■ kastengel — kaasstengel
■ kasus — casus

■ katapel — handkatapult (verbastering van katapult, maar specifiek gebruikt in de betekenis van handkatapult als speelgoedwapen)
■ katebelece — kattebelletje (verbastering van ‘kattebelletje’ in de betekenis van ‘haastig geschreven kort briefje’, dat op zijn beurt weer een verbastering is van het Italiaanse ‘cartabello‘)
■ katrol — katrol
■ katun — katoen
■ kaus of kaos — t-shirt of sok (‘kaus‘ of ‘kaos‘ is een verbastering van kous, dus de oorspronkelijke betekenis is kous of sok; in de loop der tijd is de betekenis van ‘kaos‘ verschoven naar t-shirt, misschien omdat het oorspronkelijk van hetzelfde materiaal gemaakt werd; voor sok wordt nu ‘kaus kaki‘ of ‘kaos kaki‘ gebruikt, letterlijk ‘voetkous’)
■ kaveling — kavel (ook gespeld als ‘kavling‘ of ‘kapling‘; verbastering van verkaveling)
■ kelar — klaar (gereed, afgerond)
■ kelas — klas (groep op school, klaslokaal, of klasse in het openbaar vervoer)
■ kenop — knop (drukknop of deurknop; niet de knop van een plant)
■ knalpot — knalpot of uitlaatpijp (in het Indonesisch heeft het woord ‘knalpot‘ een bredere betekenis gekregen, namelijk de gehele uitlaatpijp)

■ klep of kelep — klep (inlaatklep of regelklep, bijvoorbeeld in een verbrandingsmotor)
■ kenek — knecht (‘kenek‘ is een verbastering van knecht; het wordt in de praktijk alleen gebruikt voor een hulpje van een bus- of vrachtwagenchauffeur of een hulpje op een bouwplaats)
■ kerah — kraag (alleen voor de kraag van kleding)
■ kram — kramp
■ keramik — keramiek
■ keran — kraan (waterkraan)
ketel — ketel of kan (‘ketel‘ kan in het Indonesisch duiden op een verwarmingsketel, maar ook bijvoorbeeld een koffie- of theekan)
■ kios — kiosk
■ kir — keuring (verbastering van keur)
■ klakson — claxon (toeter)

■ klasmen — klassement
■ klasik — klassiek
■ klausul — clausule
■ klem — klem
■ klien — cliënt
■ klinik — kliniek
■ klise — cliché
■ klub — club
■ koalisi — coalitie
■ kode — code

■ koki — kok (wellicht een verbastering van kokkin)
■ kol — kool (groente)
■ kolega — collega
■ koleksi — collectie
■ kolekte — collecte
■ kolera — cholera
■ kolese — college (gebruikt voor sommige middelbare scholen)
■ koli — colli (bagagestuk)
■ kolom — kolom
■ kolonel — kolonel

Het kantoor van de kiescommissie (komisi).

■ koloni — kolonie
■ koma — komma
■ koma — coma
■ komandan — commandant
■ kombinasi — combinatie
■ komentar — commentaar
■ komisi — commissie
■ komisaris — commissaris
■ komite — comité
■ kompeni — Nederlandse kolonist/bezetter (‘kompeni‘ is een verbastering van compagnie in Vereenigde Oostindische Compagnie, VOC; het woord is vervolgens een aanduiding geworden voor Nederlandse kolonisten, bezetters of soldaten, of Nederlanders in het algemeen)

■ kompensasi — compensatie
■ kompi — compagnie (onderafdeling in het leger)
■ kompor — fornuis (verbastering van het in Nederland niet langer gangbare woord komfoor)
■ komposisi — compositie
■ komplot — complot
■ komplikasi — complicatie
■ komplet of komplit — compleet
■ kompres — kompres
■ komunike — comuniqué
■ komunis — communist (ook ‘komunistis‘ voor communistisch en ‘komunisme‘ voor communisme)

■ kondektur — conducteur
■ kondensasi — condensatie
■ kondisi — conditie
■ koneksi — connectie
■ konfeksi — confectie
■ konferensi — conferentie
■ kongres — congres
■ konkret — concreet
■ konotasi — connotatie
■ konsekuen — consequent (ook ‘konsekuensi‘ voor consequentie)

■ konsentrasi — concentratie
■ konsensus — consensus
■ konsinyasi — consignatie
■ konstatir — constateren
■ konstitusi — constitutie (grondwet)
■ konsulat — consulaat
■ kontan — contant
■ kontingen — contingent
■ kontrak — contract
■ kontrol — controle

■ konvoi — convooi
■ koper — koffer
■ kopi — koffie
■ kopling — koppeling (in een auto)
■ kopral — korporaal
■ kor — koor (zangkoor)
■ koral — koraal
■ koran — krant (zowel ‘koran‘ als krant zijn uiteindelijk een verbastering van courant; het islamitische heilige boek de Koran wordt in het Indonesisch aangeduid met het Arabische ‘Al-Qur’an‘)
■ koreksi — correctie
■ koresponden — correspondent

Een protestants-christelijke (Kristen) kerk in Midden-Java.

■ korsleting — kortsluiting (in het Indonesisch wordt ‘korsleting‘ ook metaforisch gebruikt, bijvoorbeeld ‘kortsluiting in het hoofd’)
■ korting — korting
■ korve — corvee
kos of kost — studentenkamer/-huis (zie ‘indekos‘)
kosen — kozijn (ook vaak gespeld als ‘kusen‘)
kostum — kostuum
kredit — krediet
kriminil — crimineel (de juiste spelling volgens het woordenboek is tegenwoordig ‘kriminal‘, beïnvloed door het Engelse ‘criminal‘)
■ Kristen — christendom (verbastering van christen; in de praktijk wordt ‘Kristen‘ vooral gebruikt voor het protestantisme)
■ kritik — kritiek

■ kritis — kritisch
■ kroket — kroket (een Indonesische kroket is iets anders dan in Nederland; de kroket bestaat vaak uit een mengsel van aardappelpuree, rundergehakt en groenten)
■ kronik — kroniek
■ kronologi — chronologie (ook ‘kronologis‘ voor chronologisch)
■ kruk — kruk (alleen in de betekenis van loopsteun)
■ kuadran — kwadrant
■ kuadrat — kwadraat
■ kualitas — kwaliteit
■ kuartet — kwartet
■ kuas — kwast (in het Indonesische woordenboek staat bij ‘kuas‘ zowel gereedschap voor verven als de warme citroendrank kwast; die laatste betekenis wordt in de praktijk niet meer gebruikt)

Kwitantieboek (buku kwitansi).

■ kubik — kubiek
■ kubus — kubus
■ kuitansi of kwitansi — kwitantie (zie ook ‘bon‘)
■ kuli — arbeider die zwaar lichamelijk werk doet (afkomstig van het woord koelie, een verbastering van het Hindi-woord ‘qūlī‘)
■ kuliner — culinair
■ kulkas — koelkast
■ kultur — cultuur
■ kurir — koerier
■ kurs — koers (marktprijs)
■ kursus — cursus
■ kusir — koetsier


L

■ labil — labiel
■ laboratorium — laboratorium
■ laci — lade (verbastering van laadje)
■ lakban of plakban — plakband (‘lakban‘ wordt veel gebruikt maar staat niet in het woordenboek; het officiële woord in het woordenboek is ‘selotip‘, wat een verbastering is van de Britse plakband-merknaam Sellotape)
■ lampu — lamp
■ lansir — lanceren
■ lanskap — landschap
■ lap — lap (stof)
■ lapor — rapporteren (oorspronkelijk was het werkwoord rapporteren net als het zelfstandig naamwoord rapport ‘rapor‘; in de loop van de tijd is dit verbasterd tot ‘lapor‘)
■ lars — laars (tegenwoordig is het woord ‘bot‘, van het Engelse ‘boot‘, gangbaarder)

■ las — las (lassen)
■ laten — latent
■ leding of ledeng — leiding
■ legalisasi — legalisatie
■ legiun — legioen
■ lektor — lector
■ lem — lijm
■ lensa — lens
■ lepra — lepra
■ letnan — luitenant

Een eenvoudig pension oftewel logement (losmen).

■ leveransir — leverancier
■ lili — lelie
■ linen — linnen
■ lisensi — licentie
■ listrik — electriciteit
■ liter — liter
■ lokasi — locatie
■ loket — loket
■ lokomotif — locomotief
■ loper — krantenbezorger (van loper, iemand die langs de deuren loopt)
■ losmen — hostel, pension (verbastering van logement, gebruikt voor goedkope accommodaties)
■ lotre — lotterij (ook gespeld als ‘lotere‘)
■ lusin — dozijn (vroeger ook ‘dosin‘, verbasterd tot ‘lusin‘)


M

■ mag — maag
■ makaroni — macaroni
■ makelar — makelaar
■ maksimal — maximaal
■ mama — mama / mamma (de formele aanduiding voor moeder is ‘ibu‘, maar ook onder andere ‘mama‘ en ‘mami‘ worden gebruikt)
■ mandat — mandaat
■ maneken — mannequin
■ mangkir — niet aanwezig zijn op school of werk (verbastering van mankeren)
■ maniak — maniak
■ mantel — overjas (‘mantel‘ is afgeleid van mantel, maar duidt meer in het algemeen op een overjas of winterjas; zie ook ‘jas‘)

■ manuver — manoeuvre
■ Maret — maart
■ maritim — maritiem
■ marmer — marmer
■ marmot — marmot
■ masif — massief
■ masinis — machinist
■ maskapai — maatschappij (alleen in de betekenis van een onderneming zoals een luchtvaartmaatschappij)
■ masker — masker
■ massa — massa

Eenvoudige meubelzaak (toko mebel) in Midden-Java.

■ massal — massaal
■ materi — materie
■ material — materiaal
■ materialis — materialist (ook ‘materialistis‘ voor materialistisch en ‘materialisme‘ voor materialisme)
■ matine — matinee
■ mayor — majoor
■ mebel — meubel (tegenwoordig steeds vaker ook ‘furnitur‘, van het Engelse ‘furniture‘)
■ medali — medaille
■ medis — medisch
■ Mei — mei
■ menit — minuut

Zakje hagelslag (meises).

■ menu — menu
■ merek — merk (herkenningsteken van een bedrijf)
■ meses of meises — hagelslag (verbastering van muisjes)
■ mesin — machine (‘mesin‘ wordt ook vaak gebruikt als synoniem voor ‘motor‘ in de betekenis van een motor zoals in een auto; zie ook ‘motor‘)
■ meteorologi — meteorologie
■ metode — methode
■ miliar — miljard (ook ‘miliarder‘ voor miljardair)
■ miliuner — miljonair (het Indonesische woord voor miljoen is ‘juta‘ en miljonair is ‘jutawan‘, daarnaast wordt echter ook het leenwoord ‘miliuner‘ gebruikt; in Indonesië niet meer zo gangbaar omdat de waarde van een miljoen rupiah maar ongeveer € 65 is)
■ mikrofon — microfoon
■ mikroskop — microscoop

Werkplaats (zie bengkel) voor auto’s (mobil). Ook het leenwoord ‘mesin‘ (machine/motor) is te zien.

■ militer — militair
■ minder — minderwaardig
■ mineral — mineraal
■ miniatur — miniatuur
■ minimal — minimaal
■ misdinar — misdienaar
■ misionaris — missionaris
■ miskram — miskraam
■ mistik — mystiek
■ mobil — auto (van automobiel)

mobilisasi — mobilisatie
■ mode — mode
■ modern — modern
■ monopoli — monopolie
■ montir — monteur
■ monumen — monument
■ mosi — motie
■ motif — motief
■ motivasi — motivatie
■ moto — motto

■ motor — motor (een motor zoals in een auto; vaak wordt ook het woord ‘mesin‘ hiervoor gebruikt)
■ motor — motorfiets (net als in het Nederlands wordt het woord ‘sepeda motor‘/motorfiets vaak afgekort tot simpelweg ‘motor‘; zie ook ‘sepeda‘)
■ mozaik — mozaiek
■ mumi — mummie
■ munisi — munitie
■ mur — moer
■ murbei — moerbei
■ mus — moes (bijvoorbeeld appelmoes)
■ musik — muziek
■ museum — museum
■ mutasi — mutatie


N

Uithangbord van een notariskantoor (kantor notaris) in Depok (West-Java).

■ naif — naïef
■ nama — naam
■ nanas — ananas (indirect van het Portugese of Spaanse ‘ananás‘)
■ nasional — nationaal
■ navigasi — navigatie
■ necis — netjes
■ neto — netto
■ notulen of notula — notulen (ook ‘notulis‘ voor notulist)
■ netral — neutraal
■ nol — nul (zie ook tellen in het Indonesisch)
■ nomor — nummer
■ normal — normaal
■ notaris — notaris (ook ‘notariat‘ voor notariaat)
■ November — november


O

■ obligasi — obligatie
■ obyek — object
■ oker — oker
■ Oktober — oktober
■ oli — olie (alleen voor motorolie)
■ om — oom
■ oma — oma (meer gebruikelijk is het woord ‘nenek‘)
■ omzet of omset — omzet
■ onderdil — reserve-onderdeel (verbastering van onderdeel; alleen voor reserve- of service-onderdelen van bijvoorbeeld auto’s of machines)
■ ongkos — kosten, tarief (verbastering van onkosten)

■ opa — opa (meer gebruikelijk is het woord ‘kakek‘)
■ opas — bewaker (verbastering van oppas of oppasser; specifiek voor een bewaker van een kantoor of een politieagent die patrouilleert om inbraak te voorkomen)
■ oper — overnemen (verbastering van over; specifiek in de betekenis van het overnemen van werk van iemand anders, wellicht van “neem jij die taak over?”)
■ operasi — operatie
■ opini — opinie
■ oplah — oplage
■ oplos — oplossen (een stof vloeibaar maken in een vloeistof)
■ opname — opname (opname in een ziekenhuis of opname van een foto of video
■ opsir — officier

■ optik — optiek
■ optimal — optimaal
■ optimis — optimist (ook ‘optimistis‘ voor optimistisch en ‘optimisme‘ voor optimisme)
■ oranye — oranje
■ ordner — ordner
■ ordonansi — ordonnantie
■ organ — orgaan (onderdeel van het lichaam, of onderdeel of krant van een politieke partij)
■ organisasi — organisatie
■ orgel — orgel
■ orientasi — oriëntatie

orisinil — origineel (de juiste spelling volgens het woordenboek is tegenwoordig ‘orisinal‘, beïnvloed door het Engelse ‘original‘)
■ otomatis — automatisch
■ otonomi — autonomie
■ oval — ovaal
■ oven — oven


P

■ pabrik — fabriek
■ pailit — failliet (zie ook ‘bangkrut‘)
■ paket — pakket
■ palem — palm (palmboom)
■ pamflet — pamflet
■ panci — kookpan (verbastering van pannetje; alleen gebruikt voor kookpannen)
■ panekuk — pannenkoek
■ panik — paniek
■ panorama — panorama
■ parade — parade

Vlag van de Democratische Partij (Partai Demokrat).

■ paraf — paraaf
■ parafin — paraffine
■ paragraf — paragraaf
■ paralel — parallel
■ parasit — parasiet
■ parasut — parachute
■ parfum — parfum
■ parkit — parkiet
■ parlemen — parlement
■ partai — partij (in de betekenissen van politieke partij, of wedstrijd tussen twee personen of teams zoals een ‘badmintonpartij’)

■ partitur — partituur
■ parkir — parkeren
■ paroki — parochie
■ pastor — pastoor
■ pasfoto — pasfoto
■ pasien — patiënt
■ pasif — passief
■ pastel — pastei
■ pastel — pastel (kleurstof)
■ pastiles — pastille (verbastering van het meervoud)

■ patroli — patrouille
■ patron — patroon
■ paus — paus
■ pedal — pedaal
■ pelat of plat — plaat (in de betekenissen gramofoonplaat en plat stuk metaal, waaronder nummerplaat)
■ pelbak — vuilnisbak (verbastering van vuilbak; niet meer gangbaar, nu wordt meestal ‘tempat sampah‘, letterlijk afvalplaats, gebruikt)
■ peleton — peloton (groepering in het leger)
■ pelopor — pionier (verbastering van voorloper; zie ook ‘pionir‘; omgekeerd weer in het Nederlands opgenomen als plopper: Indonesische vrijheidsstrijder)
■ peluit — fluit
■ penitensi — penitentie (in de Van Dale staat bij penitentie als synoniem boetedoening; in het Indonesische woordenboek taat bij ‘penitentie‘ spijt voor zonde)

■ pensiun — pensioen
■ pentil — ventiel
■ per — veer (elastisch constructie-element)
■ perban — verband (wondverband)
■ perdom — verdomme (soms ook ‘hotperdom‘ van godverdomme)
■ perifer — perifeer
■ peristaltik — peristaltiek
■ periodik — periodiek
■ perkedel — gefrituurde snack (een ‘perkedel‘ is een gefrituurde snack gemaakt met meestal aardappel, soms maïs of andere ingrediënten; het woord is een verbastering van frikadel, niet frikandel)
■ perlop — verlof

Kledingreparatie (permak) en ook borduren (bordir).

■ permak — kledingreparatie (verbastering van vermaak)
■ permen — snoep (verbastering van pepermunt)
■ permisi — permissie (het woord ‘permisi‘ wordt specifiek ook gebruikt in de betekenis ‘pardon’ bij het vragen van permissie, zoals “pardon, mag ik er even langs?”)
■ pernis — vernis (chemische stof)
■ peron — perron
■ pers — pers (journalistieke media)
■ persil — perceel
■ persekot — voorschot
■ persentase — percentage
■ persis — precies

■ persneling — versnelling (alleen in de betekenis van versnellingsmechaniek in bijvoorbeeld een auto)
■ persik — perzik
■ pesimis — pessimist (ook ‘pesimistis‘ voor pessimistisch en ‘pesimisme‘ voor pessimisme)
■ peterseli — peterselie
■ petisi — petitie
■ piket — piket
■ pil — pil
■ pilot — piloot
■ pinset — pincet
■ pionir — pionier (zie ook ‘pelopor‘)

■ pipa — pijp
■ pipet — pipet
■ pir — peer
■ pispot — po (pispot)
■ pistol — pistool
■ pit — fiets (het woord ‘pit‘ voor fiets wordt vooral gebruikt in oostelijk Java; het meer gangbare woord is ‘sepeda‘)
■ plafon — plafond
■ plagiat — plagiaat
■ plakat — aanplakbiljet (verbastering van plakkaat)
■ plamir — plamuren

■ planologi — planologie
■ pleidoi — pleidooi
■ plester — pleister (zowel in de betekenis van een wondverbandje als specie voor het bestrijken van een muur)
■ ploi — plooi
■ plombir — plomberen
■ puisi — poëzie
■ polder — polder
■ polemik — polemiek
■ poles — polijsten
■ polis — polis

Een auto van de Indonesische politie (polisi).

■ polisi — politie
■ politik — politiek
■ pompa — pomp (bij benzinepomp ook afgekort tot ‘pom‘: ‘pom bensin‘)
■ ponco — poncho
■ populer — populair
■ pori — porie
■ porselen — porselein
■ porsi — portie
■ portal — portaal
■ portir — portier (deurbewaker)

■ porto — porto (kosten voor postverzending)
■ pos — post
■ postur — postuur
■ pot — pot
■ potensi — potentie
■ potlot — potlood (verouderd woord, tegenwoordig wordt het leenwoord ‘pensil‘ van het Engelse ‘pencil‘ gebruikt)
■ potret — portret
■ prahoto — vrachtauto (verouderd woord, tegenwoordig wordt het leenwoord ‘truk‘ van het Engelse ‘truck‘ gebruikt)
■ praktek of praktik — praktijk
■ praktikum — prakticum

Poster van een film over een gangster (preman) die met pensioen (pensiun) wilde gaan.

■ praktis — praktisch
■ prangko — postzegel (verbastering van franco)
■ prasmanan — buffet (‘prasman‘ is een verbastering van Fransman, een buffet was vroeger eten “zoals een Fransman”; met de suffix ‘-an‘ betekent het woord ‘prasmanan‘ daarmee iets als “op z’n Frans”)
■ predikat — predikaat
■ prei — vrij
■ preman — gangster (‘preman‘ is een verbastering van ‘vrij man’ en duidde oorspronkelijk op particulieren, burgers of niet-soldaten; tegenwoordig duidt het woord eigenlijk altijd op een gangster, soms geïnterpreteerd als “vrij van wetten”; in het woordenboek staat bij ‘preman‘: aanduiding voor slechte mensen zoals overvallers, inbrekers en afpersers)
■ premi — premie
■ preparat — preparaat
■ preseden — precedent
■ presiden — president

■ prestasi — prestatie
■ prestise — prestige
■ primer — primair
■ primitif — primitief
■ prioritas — prioriteit
■ privat — privaat
■ profil — profiel
■ promosi — promotie
■ propaganda — propaganda
■ prosa — proza

■ prosesi — processie
■ protese — prothese
■ protokol — protocol
■ proyeksi — projectie
■ proyektil — projectiel
■ publik — publiek
■ puding — pudding
■ puing — puin
■ pulpen — pen (verbastering van vulpen; officiëel is de betekenis ook vulpen, maar in de praktijk worden ook balpennen ‘pulpen‘ genoemd)


R

■ radiator — radiateur
■ radikal — radicaal
■ radio — radio
■ ransel — ransel (soldatenrugtas)
■ rak — rek
■ ransum — rantsoen
■ rapor — rapport (zie ook ‘lapor‘)
■ rayon — rayon
■ razia — razzia
■ reaksi — reactie

■ realis — realist (ook ‘realistis‘ voor realistisch)
■ realisasi — realisatie
■ rebewes — rijbewijs (verouderd woord, tegenwoordig wordt altijd ‘SIM‘ gebruikt, een afkorting voor ‘surat izin mengemudi‘: vergunningsbrief voor rijden)
■ redaksi — redactie
■ reduksi — reductie
■ referensi — referentie
■ refleks — reflex
■ refrein — refrein
■ regional — regionaal
■ registrasi — registratie

■ rekapitulasi — recapitulatie
■ rekening — rekening (bankrekening)
■ reklame — reclame
■ rekut — recruut
■ rektor — rector
rekuisitor — requisitoir
■ rel — rail (spoorweg)
■ relief — reliëf
■ religi — religie (gangbaarder dan ‘religi‘ is het uit het Sanskriet afkomstige leenwoord ‘agama‘; officieel wordt ook wel ‘agama‘ gebruikt voor door de overheid erkende religies, terwijl ‘religi‘ breder wordt gebruikt voor alle geloofsstromingen)
■ religius — religieus

Doktersrecept (resep). Ook de leenwoorden ‘klinik‘, ‘nama‘, ‘dokter‘ en ‘alergi‘ zijn te zien.

■ rem — rem
■ rematik — reumatiek
■ rente — rente (gangbaarder dan ‘rente‘ is het woord ‘bunga‘)
■ rentenir — rentenier
■ republik — republiek
■ reputasi — reputatie
■ resensi — recentie
■ resep — recept (zowel voor doktersrecept als recept voor de bereiding van een maaltijd)
■ resepsi — receptie (alleen in de betekenis van een bijeenkomst zoals een huwelijksreceptie; voor de receptie van bijvoorbeeld een hotel wordt meestal het Engelse ‘reception‘ gebruikt, maar degene die daar werkt is wel een ‘resepsionis‘)
■ resepsionis — receptionist

■ reses — reces
■ reserse — recherche
■ resi — reçu
■ residivis — recidivist
■ resolusi — resolutie
■ respons — respons
■ restoran — restaurant
■ reuni — reünie
■ riol — riool
■ risiko of resiko — risico

riskan — riskant
■ ritme — ritme
■ ritsleting of resleting — ritssluiting
■ rival — rivaal
■ rok — rok
■ rokok — sigaret, roken (verbastering van rook of roken; zowel zelfstandig naamwoord als werkwoord, alleen voor het roken van bijvoorbeeld een sigaret of pijp, niet voor roken van een brand of roken van voedsel)
■ rol — rol (zowel in de betekenis van ‘een rol spelen’ als voor cilindervormen zoals bijvoorbeeld een fotorolletje)
■ ronda — patrouilleren (verbastering van ronde als in “een ronde lopen”)
■ rotasi — rotatie
■ rubrik — rubriek

■ ruilslag — ruilslag (ruilslag was een Nederlands woord dat nagenoeg alleen in Nederlands-Indië werd gebruikt, waarbij het vaak gaat om het ruilen van grondgebied of gebouwen tussen de publieke en private sector, al werd het soms ook voor andere ruilingen gebruikt; in Indonesië wordt ‘ruilslag‘ nog steeds gebruikt voor landruilingen door de overheid)
■ rolet — roulette
■ rute — route


S

■ sablon — sjabloon
■ sabotase — sabotage
■ sadel — zadel
■ sadis — sadist (ook ‘sadisme‘ voor sadisme en ‘sadistis‘ voor sadistisch)
■ sak — zak
■ sakelar — schakelaar
■ sakral — sacraal
■ sal — zaal
■ saldo — saldo
■ salvo — salvo

■ salut — saluut (eregroet van een militair)
■ salep — zalf
■ sandal — sandaal
■ sanksi — sanctie
■ sarden — sardine (ook wel ‘sardencis‘ als verbastering van sardientjes)
■ satin — satijn
■ saus — saus
■ segel — zegel
■ sein — sein (het woord ‘sein‘ wordt nog gebruikt in de spoorwegen, en een ‘lampu sein‘ is een richtingaanwijzer)
■ sekak — schaak (alleen voor de situatie in schaken waarbij de koning wordt aangevallen; het spel schaken zelf heet ‘catur‘, een woord afkomstig uit Sanskriet)

■ sekakmat — schaakmat
■ sekongkol — gekonkel (achterbaks gesmoes)
■ sekop — schop (schep, gereedschap om mee te scheppen)
■ sekoci — klein bootje (verbastering van schuitje)
■ sekring — zekering
■ sekrup — schroef (schroef als bouwmateriaal, niet als in scheepsschroef)
■ seksi — sectie
■ sekte — sekte
■ sektor — sector
■ sel — cel (zowel in een gevangenis als onderdeel van een organisme)

Oude Indonesische munt van 50 cent (sen). Rupiah-centen worden vanwege inflatie al sinds de jaren 60 niet meer gebruikt.

■ selai — gelei
■ seledri — selderij
■ selip — slippen (in een slip raken)
■ selip — sluipen
■ selip — slijpen
■ selop — slof (pantoffel; zie ook ‘slof‘)
■ semen — cement
■ seminari — seminarie
■ semir — smeer (bijvoorbeeld schoensmeer; ook gebruikt in de betekenis van smeergeld)
■ sen — cent

■ senapan — geweer (verbastering van het oude Nederlandse woord snaphaan)
■ senar — snaar
■ senewen — nerveus (verbastering van zenuwen)
■ seng — zink (metaal)
■ sensasi — sensatie
■ sensor — sensor
■ sensus — census (volkstelling)
■ sentimeter — centimeter
■ sentral — centraal of centrum
■ sepatbor — spatbord

Een oud waarschuwingsbord voor een spoorwegovergang met twee sporen (sepur).

■ sepeda — fiets (‘sepeda‘ is een verbastering van het vroeger ook in Nederland gebruikte Franse woord ‘vélocipède‘; zie ook ‘pit‘)
■ seprai — sprei
■ September — september
■ sepur — spoor of trein (verbastering van spoor; voor spoor wordt echter nu meestal het woord ‘rel‘ gebruikt; vooral in het Javaanse taalgebied betekent ‘sepur‘ ook trein; het gangbare woord voor trein is ‘kereta api‘, letterlijk ‘vuurkoets’)
■ serbet — servet
■ serius — serieus
■ sersan — sergeant
■ sertifikat — certificaat
setang — stuurstang (verbastering van stang, alleen gebruikt voor het stuur van een fiets)
■ setek — stek (afgesneden tak om een nieuwe plant te laten groeien)

setel — stel (groep bij elkaar horende zaken) of stellen (een machine afstellen)
■ setip — gum (verbastering van stuf, een oud woord voor een gum om met potlood geschreven tekst uit te wissen)
■ setir — stuur of autorijden (verbastering van stuur; ook in gebruik voor een auto besturen)
■ setor — storten (geld)
■ setrap — straf (op school)
■ setrika — strijkijzer (verbastering van strijken)
■ setrip — streep
■ setruk — strook (strookje papier, vaak gebruikt in de betekenis van kassabon)
■ setrum — stroom (elektriciteit)
■ setrup — stroop of siroop (zie ook ‘sirop‘)

■ sifilis — syfilis
■ simbol — symbool
■ simpati — sympathie (ook ‘simpatik‘ voor sympathiek)
■ sinyal — signaal
■ sinayalemen — signalement
■ Sinterklas — Sinterklaas (Sinterklaas in de Nederlandse traditie wordt nauwelijks nog gevierd, maar nog wel in delen van Noord-Sulawesi; met ‘Sinterklas‘ wordt ook vaak de kerstman aangeduid)
■ sipil — civiel
■ sipir — cipier
■ sirene — sirene
■ sirkulasi — circulatie

■ sirkus — circus
■ sirop — siroop of stroop (zie ook ‘setrup‘)
■ sirsak — zuurzak (‘sirsak‘ is een verbastering van zuurzak, dat op zijn beurt waarschijnlijk een verbastering is van het Tamil ‘s’iru-s’akkei‘, wat letterlijk ‘kleine broodvrucht’ betekent; omdat zuurzak een wat vreemd woord is, wordt in Nederland tegenwoordig ook wel het Spaanse ‘guanábana‘ gebruikt voor deze vrucht)
■ sistem — systeem
■ situasi — situatie
■ skala — schaal
■ skema — schema
■ skenario — scenario
■ sketsa — schets
■ skors — schorsen (bijvoorbeeld schorsen van een vergadering of het schorsen van een voetballer na een rode kaart)

■ skripsi — scriptie
■ slagorde — slagorde (nog in gebruik in het Indonesische leger)
■ slang of selang — slang (alleen in de betekenis van waterslang/tuinslang)
■ slof — slof (pak met tien pakjes sigaretten; zie ook ‘selop‘)
■ seloki — borrelglas (verbastering van slokje)
■ smokel — smokkelen of smokkelwaar
■ sodomi — sodomie
■ sokbreker — schokbreker (het woord wordt ook gespeld als ‘sokbeker‘, ‘shokbreker‘ of Engels ‘shockbreaker‘)
■ sol — zool
■ solder — solderen

■ solider — solidair
■ soliter — solitair
■ solo — solo
■ somasi — sommatie
sop of sup — soep (de woorden ‘sop‘ en ‘sup‘ worden vooral gebruikt voor Westerse-stijl roomsoepen; voor heldere Indonesische soepen gebruikt men het woord ‘soto‘)
■ sortir — sorteren
■ sosial — sociaal
■ sosialis — socialist (ook ‘sosialistis‘ voor socialistisch en ‘sosialisme‘ voor socialisme)
■ sosis — worst (verbastering van saucijs)
■ spanduk — spandoek

De spatie (spasi) op een toetsenbord van een telefoon.

■ spaning — spanning (elektriciteit)
■ spasi — spatie
■ spekulasi — speculatie (ook ‘spekulan‘ voor speculant)
■ spesial — speciaal
■ spesifik — specifiek
■ spion — spion (het woord ‘spion‘ wordt daarnaast ook gebruikt voor achteruitkijkspiegel)
■ spionase — spionage
■ spiritus — spiritus
■ sportif — sportief
■ stabil — stabiel

■ stadion — stadion
■ staf — staf (personeel)
■ standar — standaard
■ stasiun — station
■ steker — stekker
■ stempel — stempel
■ steno — steno
■ stopkontak — stopcontact
■ stoples of toples — pot (verbastering van stopfles, gebruikt voor glazen en plastic potten zoals een jampot)
■ streng — streng

“Gefeliciteerd en succes” (sukses) op een ‘bloemenbord’ ter gelegenheid van een jubileum.

■ struktur — structuur
■ subsidi — subsidie
■ sugesti — suggestie
■ sukses — succes
■ sumir — summier
■ supel — soepel
■ surplus — surplus
■ suspensi — suspensie
■ suster — zuster (vrouwelijke verpleegster of vrouwelijk lid van een kloosterorde; zie ook ‘bruder‘)
■ syal — sjaal


T

■ taksasi — taxatie (ook ‘taksir‘ voor taxeren)
■ taktik — tactiek
■ tang — tang
■ tangki — tank (vloeistofreservoir, bijvoorbeeld olietank)
■ tante — tante
■ taplak — tafellaken
■ taptu — taptoe
■ tar — taart
■ tarcis — gebakje (verbastering van taartjes)
■ tarif — tarief

Indonesische thee (teh).

■ tas — tas
■ tegel — tegel
■ teh — thee
■ teknik — techniek (ook ‘teknis‘ voor technisch)
■ tekor — te kort komen (onvoldoende geld hebben)
■ teks — tekst
■ tekstil — textiel
■ tekstur — textuur
■ telat — te laat
■ telepon of telpon — telefoon

■ televisi — televisie (steeds vaker TV uitgesproken op z’n Engels: ‘tivi‘)
■ tendensius — tendentieus
■ ter — teer (zwarte kleverige stof)
■ terali — tralie
■ teras — terras
■ termin — termijn
■ termos — thermosfles
■ tifus — tyfus
■ tik — tikken
■ tik — typen (van het Nederlandse tikken op een typmachine)

■ tipe — type
■ titel — titel
■ toga — toga
■ tomat — tomaat
■ ton — ton (duizend kilo)
■ tonase — tonnage
■ tong — ton (houten vat)
■ tonil — toneel
■ total — totaal
■ tragedi — tragedie

■ tragis — tragisch
■ traktir — trakteren
■ transaksi — transactie
■ transparan — transparant
■ transpor — transport
■ trayek — traject
■ trem — tram
■ tribune — tribune
■ trompet — trompet
■ truf — troef (troefkaart)
■ turis — toerist
■ turnoi — toernooi
■ tuslah — toeslag
■ tustel — fototoestel


V

■ vak — vak (schoolvak)
■ vakansi — vakantie (de reis, niet de periode van vrije dagen)
■ valuta — valuta
■ vandel — vaandel
■ variasi — variatie
■ vas — vaas
■ velg — velg
■ ventilasi — ventilatie
■ vernis — vernis
■ vital — vitaal (erg belangrijk)

■ vitrase — vitrage
■ vokal — vocaal
■ volt — volt (ook ‘voltase‘ voor voltage)
■ volume — volume
■ vonis — vonnis
■ vulkanisasi — vulkanisatie
■ vuring — voering (van kleding)


W

■ wanprestasi — wanprestatie
■ wastafel — wastafel
■ werving — rekruteren (werving, maar specifiek voor militairen)
■ wol — wol
■ wortel — wortel


Y

■ yuridis — juridisch


Z

■ zarafah of jerapah — giraffe


Lees ook…

4 Reacties op “Nederlandse leenwoorden in het Indonesisch

  1. Geweldig al die woorden, het klinkt soms echt vertrouwd.
    Eén woord mis ik in de lijst, een woord waar ik vreselijk om gelachen heb, dat is “knalpot”, een woord die we hier vroeger ook gebruikten voor uitlaat maar die in Indonesië nog standaard is.

  2. Hoi
    In het eerste Indonesisch Kokki Bitja uit 1864 (geschreven in Javanees) kom ik gerechten tegen genaamd Frekedel.
    Pas in 1954 is de Frikandel als naam gangbaar geworden in Nederland. Is er een connectie tussen beide woorden?
    Jean

Plaats een reactie