Zes nieuwe Indonesische nationale helden (2019)

Bij de viering van de Heldendag (Hari Pahlawan) op 10 november 2019 zijn er zes nieuwe personen toegevoegd aan de lijst van nationale helden van Indonesië. De titel Nationale Held van Indonesië (Pahlawan Nasional Indonesia) is het hoogste eerbewijs dat aan Indonesiërs gegeven kan worden. Het wordt gegeven aan personen, na hun dood, die heldhaftig hebben opgetreden of de Indonesische staat en maatschappij een buitengewone dienst hebben bewezen.

Op basis van presidentieel besluit 120/TK/2019 is de titel van nationale held toegekend aan Roehana Koeddoes, Himayatuddin Muhammad Saidi, Sardjito, Abdoel Kahar Moezakir, Alexander Andries Maramis en Masjkur. Dit brengt het totale aantal nationale helden van Indonesië op 187. Zie ‘Nationale helden van Indonesië‘ voor een volledig overzicht.

1. Roehana Koeddoes (Agam, West-Sumatra 1884 — Jakarta 1972) is de enige vrouw van de zes nieuwe nationale helden. Ze was een activist voor vrouwenemancipatie en staat bekend als de eerste vrouwelijke journalist van Indonesië. Roehana was niet naar school geweest, maar had zelf Nederlands geleerd en leerde van de vrouw van een Nederlandse ambtenaar taken zoals borduren, naaien en breien. Nadat ze in Nederlandse tijdschriften gelezen had over het onderwijs in Europa, besloot ze in 1911 tot de oprichting van een ambachtsschool voor vrouwen en meisjes genaamd ‘Amai Setia‘. Ondanks tegenwerking, omdat emancipatie als een gevaar werd gezien, werd de school een groot succes. Uiteindelijk werden de handgemaakte kunstwerken van de school met hulp van de Nederlandse overheid zelfs internationaal verkocht. Naast haar werk voor de school richtte Roehana ook de krant Sunting Melayu op, waarvan ze zelf hoofdredacteur werd. Roehana was een halfzusje van Sutan Syahrir en nicht van Agus Salim, beiden ook nationale helden. De school Amai Setia bestaat tot op de dag van vandaag.

2. Himayatuddin Muhammad Saidi (Buton, Zuidoost-Sulawesi ± 1700 — aldaar 1766), beter bekend als Sultan Himayatuddin, was sultan van het sultanaat Buton van 1752 tot 1755 en opnieuw van 1760 tot 1763. Buton is een eiland voor de kust van Zuidoost-Sulawesi. Tijdens zijn eerste regeringsperiode was sultan Himayatuddin een bondgenoot van de Nederlanders van de VOC. Hij zag daarvan echter steeds minder het voordeel in, en hij wilde het bondgenootschap verbreken. Om die reden werd hij afgezet en begon hij een guerrillastrijd tegen de Nederlandse kolonisten. Dit was succesvol, en enkele jaren later keerde hij dus terug als sultan, maar nu juist als tegenstander van de Nederlanders. Vanwege zijn succes daarin kreeg hij de titel ‘Oputa Yi Koo‘, in de lokale taal een titel iets als ‘koning die een guerrilla vecht in het bos’.

3. Sardjito (Magetan, Oost-Java 1889 — Jogjakarta 1970) was een arts en hoogleraar. Hij had zijn opleiding genoten aan de aan de STOVIA (School tot Opleiding van Inlandse Artsen) en was lid van de nationalistische organisatie Budi Utomo. Tijdens de onafhankelijkheidsoorlog was hij betrokken bij de verhuizing van het Pasteur-instituut, dat werkte aan vaccinaties, van Bandung naar Klaten. Na de soevereiniteitsoverdracht was Sardjito betrokken bij de oprichting van de universiteit Gadjah Mada in Jogjakarta, en hij werd de eerste rector van 1949 tot 1961. In Jogjakarta is nu ook een ziekenhuis geliëerd aan die universiteit naar hem genoemd: het Dr. Sardjito-ziekenhuis.

4. Abdoel Kahar Moezakir (Gunung Kidul, Jogjakarta 1907 — Jogjakarta 1973) was de eerste rector van de Islamitische Universiteit van Indonesië (UII) in Jogjakarta, van 1945 tot 1960. Hij was op dat moment ook lid van het Onderzoekscomité voor Voorbereidingswerk voor Onafhankelijkheid (BPUPK). De UII was de eerste private universiteit van het land. Al gauw na de oprichting begon de onafhankelijkheidsoorlog, en veel studenten en personeelsleden sloten zich aan bij vrijwilligerslegers om tegen de Nederlanders te vechten.

5. Alexander Andries Maramis (Manado, Noord-Sulawesi 1897 — Jakarta 1977), vaak aangeduid als A.A. Maramis, was een onafhankelijkheidsactivist en politicus. Hij studeerde in Leiden en daar was hij lid van de Perhimpoenan Indonesia, de anti-koloniale Indonesische studentenvereniging in Nederland. Daarna werkte hij als advocaat in Nederlands-Indië. Richting de onafhankelijkheid was hij betrokken bij het
Onderzoekscomité voor Voorbereidingswerk voor Onafhankelijkheid (BPUPK) en de commissie-KNIP, die zich bezighield met het opzetten van de wetten en instituties van het onafhankelijke Indonesië. Na het uitroepen van de onafhankelijkheid was hij meerdere periodes minister van financiën en ook nog kort minister van buitenlandse zaken. Later had hij ambassadeursposten in de Filippijnen, West-Duitsland, de Sovjet-Unie en Finland. Het 19e-eeuwse gebouw van het ministerie van financiën in Jakarta, vroeger het ‘Paleis van Daendels’ genoemd, heet nu het A.A. Maramis-gebouw.

6. K.H. Masjkur (Malang, Oost-Java 1904 — Jakarta 1994) was tijdens de koloniale tijd een actief lid van moslimorganisatie Nahdlatul Ulama (NU). Tijdens de Japanse bezetting was hij lid van het Onderzoekscomité voor Voorbereidingswerk voor Onafhankelijkheid (BPUPK) en vocht hij ook mee met het vrijwilligersleger PETA. Ook na de Indonesische onafhankelijkheid bleef Masjkur actief voor NU, maar hij werd vooral bekend als minister van godsdienst, een ambt dat hij had van 1947 tot 1950 en opnieuw van 1953 tot 1955. Later was hij nog een tijdje parlementslid, maar vooral actief in allerlei besturen en raden van islamitische organisaties en scholen.

Zie ook…

Plaats een reactie